Cashflow is een Engelse term die in het Nederlands ‘kasstroom’ wordt genoemd. Wat is cashflow? Het is een begrip wat staat voor inkomende en uitgaande liquide middelen binnen een bedrijf of organisatie. Daarbij is de netto cashflow het verschil tussen wat binnenkomt en wat wordt uitgegeven binnen een specifieke periode of gekoppeld aan een project. Bij meer uitgaven dan inkomsten is er sprake van een negatieve cashflow.
Wat is cashflow? #
Cash staat voor contant geld, de term cashflow lijkt dus alleen van toepassing te zijn op brief- en muntgeld. De Nederlandse term kasstroom duidt ook op contanten. Dit is echter niet het geval, ook girale transacties behoren tot de cashflow. Geld moet rollen, dat is een bekende uitspraak.
Binnen bedrijven is een positieve cashflow doorgaans een teken dat de onderneming goed presteert. Als er geen geldstromen over en weer gaan dat lijkt er stagnatie te zijn wat geen goed teken is voor de toekomst van het bedrijf.
De cashflow wordt vastgelegd in een kasstroomoverzicht. Dit overzicht kan bijvoorbeeld gebruikt worden om leningen aan te vragen. Ook wanneer de waarde van een bedrijf wordt berekend zal er gebruik worden gemaakt van kasstromen uit het verleden. Daarom is cashflow naast omzet een belangrijke factor voor de kredietwaardigheid van een onderneming.
Cashflow en omzet #
Een positieve cashflow betekent dat er meer geld binnenkomt dan er wordt uitgegeven. Winst uit onderneming betekent eveneens dat er meer geld is geïncasseerd dan er is gespendeerd. Toch hebben deze termen niet dezelfde betekenis.
Men spreekt van cashflow wanneer het de berekening betreft van ontvangsten en uitgaven, het begrip omzet wordt genoemd als het gaat om opbrengsten en kosten. Het is mogelijk dat een bedrijf winst boekt met een negatieve cashflow. Of juist verlies maakt met een positieve cashflow.
De reden waarom cashflow en omzet niet hetzelfde zijn heeft te maken met het tijdstip dat bestellingen worden geplaatst en het moment waarop de betaling plaatsvindt. Dit is zowel van toepassing op de inkoop van producten en diensten als de verkoop aan klanten.
Als klanten op rekening producten kopen maar bij inkoop moet er direct worden afgerekend, dan is het mogelijk dat er onvoldoende liquide middelen binnen de organisatie zijn om voorraad in te kopen. Andersom is ook mogelijk. Een retailer koopt in bij de groothandel op basis van uitgestelde betaling. Met de inkomsten uit verkoop kan de groothandel betaald worden.
Dit soort geldstromen kunnen risico opleveren als de debiteuren pas betaald worden nadat de crediteuren aan hun betalingsverplichting hebben voldaan.